4
Coquis tranen

Het was een prachtige suite, de mooiste waar ze ooit gelogeerd hadden. Heerlijk ruim, met gebloemd behang in hetzelfde patroon als de bekleding van de leunstoelen, de sprei op het kingsize bed en de gordijnen. In die suite zaten Coqui Zorreguieta en María Pame Cerruti op de gemakkelijke, crèmekleurige bank met roze en groene bloemen naar de bruiloft van hun dochter te kijken, die live op televisie werd uitgezonden. Zijn arm lag beschermend over haar schouders, terwijl haar tranen op zijn schouder drupten. Hij slikte zijn tranen in. Het was een grootbeeldtelevisie, maar toch had Coqui er even naar moeten zoeken, zo goed zat hij verborgen in een donkerhouten victoriaans kabinet. Naast het kabinet stond een lichtgroene luie stoel voor een wit achttiende-eeuws bureau, waar María Pame in die januaridagen van 2002 tientallen keren was gaan zitten om Máxima een lange brief te schrijven. Nog steeds communiceert María Pame alles wat van wezenlijk belang is het liefst per brief. De salon van de suite baadde in het licht, dankzij de grote erkerramen met uitzicht op Green Park: de kamer was sfeervol ingericht met twee stoelen, een hoekmeubel met een grote vaas Hollandse tulpen erop, een sierlijk bijzettafeltje en een geaderde marmeren schouw met een enorme spiegel erboven in een vergulde lijst. De tulpen waren een geschenk van de koningin.

Ze zaten in een van de beste suites van het Ritz in Londen, maar die zonk in het niet bij het statige paleis dat Coqui en María Pame op televisie zagen. Op 370 kilometer van hun suite, in de Beurs van Berlage in Amsterdam, trouwde hun dochter Máxima met prins Willem-Alexander. Hun aanwezigheid bij deze huwelijksinzegening was ongewenst en daarom zaten ze verdrietig, eenzaam en gekwetst voor de televisie, net als al die andere 900 miljoen gewone stervelingen in de wereld.

Ze hadden het ook anders kunnen oplossen, want er waren mogelijkheden te over. In samenwerking met de Nederlandse ambassade organiseerde de Nederlandse Vereniging in Argentinië een groot feest ter gelegenheid van het huwelijk van de prins in residentie Sans Souci, in Victoria, ten noorden van Buenos Aires. Willem-Alexander had hun een onderkomen in Den Haag aangeboden, om zo dicht mogelijk in de buurt van de huwelijksinzegening te zijn. Toen koningin Beatrix dat ter ore kwam, veegde ze het idee echter onmiddellijk van tafel. Het leek haar een onnodige provocatie aan het adres van het parlement. Uiteindelijk kwam de koningin zelf met de beste oplossing: toen ze hoorde dat de Zorreguieta’s deze moeilijke dag het liefst wilden uitzitten in het Londense appartement van Máxima’s vriendin Samantha Deane, reserveerde ze zonder met hen te overleggen de Park Suite in het Ritz Hotel. Máxima zou haar schoonmoeder nooit durven tegenspreken, maar eerlijk gezegd was ze het wel met haar eens. Ze vond het een geruststellend idee dat haar ouders in Europa waren en niet heel ver weg, thuis in Buenos Aires. Ze dacht bovendien dat het Ritz hun de veiligheid en privacy zou bieden die ze nodig hadden en het zou in elk geval de paparazzi op afstand houden. Het paar beloofde hun bovendien dat ze elkaar meteen na de bruiloft in Sankt Moritz in Zwitserland zouden treffen om het feest nog eens dunnetjes over te doen.

==

Waarom mochten Coqui en María Pame niet op de bruiloft aanwezig zijn?

Het antwoord ligt zesentwintig jaar, negen maanden en vierentwintig dagen voor die koninklijke bruiloft, op 9 april 1976, toen Jorge Horacio Zorreguieta, Coqui, tot grote trots van Carmenza, benoemd werd tot tweede secretaris van Landbouw onder Jorge Rafael Videla, de bloedigste dictator in de geschiedenis van Zuid-Amerika en hoofd van de militaire junta die verantwoordelijk wordt gehouden voor 30.000 gedwongen verdwijningen. Toeval of niet, op de dag van de bruiloft waren de kerk en het paleis versierd met 30.000 bloemen.

Binnen drie weken na de officiële aankondiging van de verloving van prins Willem-Alexander met de Argentijnse Máxima Zorreguieta, berichtte de Nederlandse pers dat de vader van de bruid een hoge functie had bekleed onder Videla. De middag waarop Coqui in La Nación las dat er in Nederland een ware rel rond zijn persoon was ontstaan, besefte hij dat hij flink in de nesten zat, en erger nog: dat hij zijn dochter ernstig in verlegenheid had gebracht. Hij toetste onmiddellijk het nummer van haar mobiele telefoon in, want ze zat in New York. En zonder ook maar ‘Hallo, met papa’ te zeggen, sprak hij die twee gewichtige woorden: ‘Vergeef me.’

Máxima antwoordde dat er niets te vergeven viel. Dat hij haar geen tekst en uitleg hoefde te geven. In de beginperiode dacht ze nog dat het om een actie ging van de antimonarchisten om haar kersverse verloofde dwars te zitten. Ze wist nog maar heel weinig van het land waarvan ze prinses zou worden, maar Willem-Alexander had haar wel eens verteld dat er regelmatig actie werd gevoerd tegen het koningshuis. Volgens haar was er geen enkele reden waarom haar vader om vergeving zou moeten vragen. De wreedheden van de militaire dictatuur drongen pas tot Máxima door toen haar eigen geluk erdoor in het geding kwam. Dat was niet omdat ze egoïstisch was, maar meer omdat ze evenals de meeste jongeren uit de Argentijnse middenklasse in een soort zeepbel had geleefd, waarin tijdens de jaren van het regime nooit over politiek werd gesproken. Máxima wist niet beter en praatte evenals haar moeder de paar woorden na die ze van Coqui had gehoord: dat het militaire bewind een oorlog had gewonnen tegen de marxistische guerrillastrijders en dat er, zoals nu eenmaal in elke oorlog gebeurt, doden waren gevallen en wandaden waren gepleegd.

Dit gedachtegoed van de Zorreguieta’s werd door de prins onderschreven in een onbezonnen verklaring, waarin hij de conclusies van het onderzoek-Baud* relativeerde en beweerde dat dit ‘een mening’ was, waar andere tegenover stonden. Tijdens ditzelfde interview vroeg de doorgewinterde journalist Paul Witteman Willem-Alexander of hij met zijn schoonvader over de verdwijningen had gesproken. Zijn antwoord luidde als volgt: ‘Ja, ik heb hem erover gesproken. Hij heeft me gezegd dat hij wist van drie gevallen waarin mensen verdwenen zijn, maar die zijn allemaal teruggekomen. Dus hij zei: “Hoe kon ik dan vermoeden of verwachten dat anderen niet zijn teruggekomen?”’

==

Het is waar dat Máxima na alle commotie in haar verlovingstijd veel en diep heeft nagedacht over het verleden van haar familie; ook heeft ze als persoon stelling genomen en de dictatuur veroordeeld. Haar vrienden vertellen hierover dat ze in die periode enorm is veranderd. ‘Ze las alles wat los- en vastzat over de jaren van de dictatuur. Ze wilde precies weten wat er was gebeurd en waarom,’ vertelt een studiegenootje van de Universidad Católica. Aanvankelijk was Máxima gekwetst en boos over de krantenberichten over Videla en de verdwijningen tijdens de regering waarvan haar vader deel had uitgemaakt. Op een gegeven moment begon ze zich echter af te vragen of haar oude dogma’s wel klopten: ze zouden in Europa zoveel ellende en wreedheden toch niet verzinnen? Van de ene dag op de andere begon ze over politiek te praten en stelde ze zichzelf indringende vragen: waarom zijn er zoveel gestorven van de ene partij en zo weinig van de andere? Waarom zijn er kinderen verdwenen van amper veertien, vijftien jaar? Zouden zij zulke gevaarlijke vijanden zijn geweest dat er geen ander alternatief was dan ze te vermoorden? Het meisje dat in een zeepbel was opgegroeid volgde het hele gerechtelijke proces tegen de hoge voormalige militairen die waren aangeklaagd voor het ontvoeren van baby’s. Dezelfde studievriendin vertelt dat Máxima zich in haar e-mails ontroerd toonde over de geschiedenis van die kinderen, die slechts iets jonger waren dan zij en die na een leven van leugens bij degenen die hen gestolen hadden eindelijk achter de waarheid kwamen en hoorden wie ze in werkelijkheid waren.

In de loop van 2006 ontving Estela de Carlotto, voorzitter van de organisatie Grootmoeders van de Plaza de Mayo, de mensenrechtengroepering die zich inzet voor de verdwenen en ontvoerde kinderen tijdens de dictatuur in Argentinië, een telefoontje. Het was de Nederlandse ambassadeur in Buenos Aires met de mededeling dat Máxima haar graag wilde leren kennen. Een maand later vond de ontmoeting plaats, in een zaaltje op de ambassade. ‘Het was een buitengewoon positief gesprek. Ze gaf duidelijk aan dat het thema van de schendingen van de mensenrechten haar aan het hart gaat. Ze is heel gevoelig, en ik denk dat ze zeer intelligent is, veel meer betrokken bij Argentinië dan ik had gedacht,’ herinnert De Carlotto zich. De prinses was ontroerd door het werk van de Dwaze Grootmoeders. Van protocol was geen sprake. Estela de Carlotto en vicevoorzitter van de organisatie Rosa Tarlovsky de Roisinblit, die eveneens deelnam aan het gesprek, voelden zich zo op hun gemak dat iedereen elkaar al snel tutoyeerde. Máxima bood haar hulp aan de organisatie aan en ze spraken af elkaar nogmaals te ontmoeten om te bespreken op welke manier ze haar steentje zou kunnen bijdragen.

Coqui sloeg deze ommekeer in zijn dochter stilletjes gade. Hij had respect voor haar. Hoewel hij nooit zou erkennen dat er 30.000 mensen verdwenen waren, was hij zich er terdege van bewust dat hij deel had uitgemaakt van een criminele regering.

==

Zorreguieta bekleedde sinds 1960 diverse functies bij uiteenlopende werkgeversorganisaties op het platteland. Het ging echter om drie sleutelposities, waarin hij uitgroeide tot een van de belangrijkste belangenbehartigers voor grootgrondbezitters. Hij was penningmeester van de ultraconservatieve Acción Coordinara de las Instituticiones Empresarias Libres (aciel), de belangenvereniging voor vrije ondernemers, waarbij hij stevige relaties aanknoopte met de meest vooraanstaande vertegenwoordigers van het economische en financiële establishment, onder wie Martínez de Hoz. Hij was voorzitter van de Comisión Coordinadora de Entitades Agropecuarias (Coördinerende Commissie van Landbouw- en Veeteeltorganisaties), die de grootste landbouwverenigingen onder één noemer bracht. En ten slotte werd hij in september 1975 benoemd tot secretaris van de machtige Sociedad Rural Argentina, de belangrijkste organisatie voor de belangenbehartiging van de agrarische elite, een functie die hem in sneltempo naar de hoogste gelederen van het Videla-regime bracht.

Vreemd genoeg was Zorreguieta in de korte periode tussen zijn aanstelling als secretaris van de Sociedad Rural en de dag waarop hij de eed aflegde als tweede secretaris van Landbouw, het meest actief in de politiek. Gedurende deze periode van acht maanden liet hij zijn rol van technocraat varen en nam hij riskantere standpunten in, waarbij hij felle kritiek leverde op de regering en zich ontpopte als een vastberaden tegenstander van het regime.

Hij bezocht diverse clandestiene bijeenkomsten van de ‘Club Azcuénaga’, een organisatie van militairen en burgers van de rechtse antiperonisten, met aan het hoofd de charismatische generaal Federico de Álzaga. De groep kwam bijeen in een huis in de Calle Azcuénaga, waar zij samenspanden tegen presidente María Estela Martínez de Perón en alvast een economisch plan uitwerkten voor de toekomstige regering. Zorreguieta ontkent dit in een brief aan Michiel Baud: ‘Ik wil duidelijk stellen dat ik op geen enkele manier heb deelgenomen aan de voorbereiding van de militaire staatsgreep van 24 maart 1976. Het economische plan van de regering-Videla is ontworpen door een groep mensen die bijeenkwamen in de zogeheten Club Azcuénaga, waarvan ik geen deel uitmaakte. Het onderdeel dat betrekking heeft op de landbouw- en veeteeltsector is opgesteld door dr. Mario Cadenas Madariaga.’

Dit wordt echter ontkend door zijn vriend Cadenas Madariaga zelf: ‘Hij was niet de meest actieve deelnemer, maar hij wist ons af en toe te verrassen met goede ideeën.’

Vóór de staatsgreep speelde Coqui een sleutelrol in de acties tegen de regering, waarbij werkgevers tot staking werden opgeroepen en verschillende lock-outs plaatsvonden. In september 1975, toen hij als secretaris van de sra werd benoemd, brak er een felle staking uit in de agrarische sector, waarbij de boeren elf dagen lang voet bij stuk hielden en weigerden om vlees of graan op de markt te brengen. In oktober werd de strijd nog feller, met een werkgeversstaking die achttien dagen duurde. Zorreguieta bezocht eveneens bijeenkomsten van de Asamblea Permanente de Entidades Gremiales Empresarias (apege), de permanente assemblee van ondernemersgroeperingen, waarbij hij zich opwierp als woordvoerder en deelnam aan de organisatie van de werkgeversstaking van 16 februari 1976 die het lot van de democratische regering bezegelde. ‘De apege werd gedomineerd door de ultraliberale groeperingen van de Sociedad Rural; Zorreguieta was bij die bijeenkomsten aanwezig,’ aldus ondernemer Osvaldo Cornide, voorzitter van de Confederación Argentina de Mediana Empresa (came), de Argentijnse confederatie van middelgrote bedrijven.

Voor al die inspanningen werd hij beloond op een manier die hijzelf noch zijn familie ooit had verwacht. Op 9 april nam Cadenas Madariaga in zijn functie als de nieuwe secretaris van Landbouw, Zorreguieta de eed af als tweede secretaris op het secretariaat van Landbouw. De functie van secretario stond in feite gelijk aan die van een minister. Omdat de Argentijnse grondwet niet meer dan acht ministeries toeliet, viel Landbouw officieel onder het ministerie van Economische Zaken en heette de hoogste functionaris van Landbouw geen minister, maar secretario.

Tevens aanvaardde hij de verantwoordelijkheid van voorzitter van de Junta Nacional de Granos, de nationale graanvereniging, een overheidsinstantie die bemiddelde bij de export van landbouw- en veeteeltproducten. Hij werd die ochtend met veel applaus en schouderklopjes ontvangen in de Salón Blanco van het regeringsgebouw. Máxima was niet bij de plechtigheid aanwezig, maar ze mocht ’s avonds wel wat langer opblijven omdat het feest was. De kleine meid droeg een snoezig jurkje dat speciaal voor de gelegenheid was gekocht. Ze was nog geen vijf jaar oud, maar ze sloeg blij haar armpjes om haar vaders hals, omdat ze voelde dat er iets fijns was gebeurd.

==

Wat bezielde Coqui om zo duidelijk ten faveure van de staatsgreep op te treden? De diepe overtuiging dat hij niet anders kon, omdat er eens en voor altijd afgerekend moest worden met het erbarmelijke beleid van Isabel Perón? Of de gedachte – wellicht vooraf bekonkeld met Cadenas Madariaga – dat een actieve deelname ruimschoots gecompenseerd zou worden? Feit is dat Jorge Rafael Videla indertijd een goede naam had in de hogere kringen van Argentinië. Het was een grote eer voor een staflid van de Sociedad Rural om benoemd te worden tot een van zijn belangrijkste functionarissen. Het was dan ook de gelukkigste tijd van zijn leven: de buren groetten hem beleefd als ze hem op straat tegenkwamen, hij werd met respect bejegend door de leden van de Sociedad Rural van Pergamino en eindelijk gaf zijn schoonmoeder Carmenza de kokkin de opdracht om die heerlijke vruchtentaart te maken waar hij zo dol op was.

De periode waarin hij zijn nek uitstak was echter van korte duur. Zorreguieta zat nog niet op zijn stoel of hij liet zijn politieke aspiraties varen. Vanaf dat moment slaagde hij er opvallend goed in om zich gedurende zijn lange carrière uitsluitend bezig te houden met technische en uitvoerende werkzaamheden, waarmee die ambitieuze periode tussen eind 1975 en begin 1976 geheel in het vergeetboekje raakte. In al die zeven jaren van de dictatuur heeft hij zich zelden laten betrappen op uitlatingen met een politieke lading, ondanks de hoge functies die hij bekleedde.

Zoals professor Baud aangeeft in zijn rapport over de vader van de bruid: ‘In een periode waarin het wemelde van de politiek-ideologische verklaringen en politieke positioneringen, sprak Zorreguieta in het openbaar uitsluitend over cijfers en technische gegevens.’ Coquis terughoudendheid kan uitgelegd worden als een bewuste keuze. Hij was van mening dat uitspraken van ideologische aard de uitvoering van zijn taak in de weg zouden staan.

Thuis was de situatie niet anders: politiek was verboden terrein, alsof het een vloek was. María Pame maakte er korte metten mee zodra een van Máxima’s halfzussen, Ángeles of María, een politiek getinte opmerking maakte tijdens het eten: ‘Aan tafel wordt niet over politiek gesproken.’

Ten tijde van de militaire dictatuur waren Máxima en haar broers en zussen zich er nauwelijks van bewust dat hun vader een hoge regeringsambtenaar was, want van veiligheidsmaatregelen was geen sprake. Die veilige basis van de kinderen Zorreguieta werd echter aan het wankelen gebracht na een terroristische aanslag van de Montoneros (links georiënteerde rebellen ontstaan uit een geradicaliseerde jeugdbeweging van de peronisten) bij hen in de buurt. Op 1 augustus 1978 ontplofte er vroeg in de ochtend een krachtige bom in het gebouw waar viceadmiraal Armando Lambruschini woonde, een hoge bevelhebber van de marine. Bij deze explosie in de Calle Pacheco de Melo nummer 1963 kwam de vijftienjarige dochter van de Lambruschini’s om het leven. De familie Zorreguieta woonde een paar straten verderop en schrok wakker van de klap. Vanaf dat moment werden de regels in huize Zorreguieta aangepast en raakten de kinderen een deel van hun vrijheid kwijt. Coqui en María Pame leefden de daaropvolgende maanden in angst, bang dat zoiets ook hun dochter Máxima zou overkomen. Ze mocht een paar maanden niet met de bus naar school en ging met een auto van de regering en een lijfwacht naar het Northlands College. María Pame was doodsbang en smeekte haar man om zijn functie neer te leggen. Maar Zorreguieta antwoordde dat dit het moment was om pal te staan voor het land. Hij reed echter voor de zekerheid in een geblindeerde groene Ford Falcon en hij mocht van de chauffeur nooit voorin zitten. ‘Ik ben erop getraind om te schieten terwijl ik de wagen bestuur. Ik kan zelfs schieten als ik in volle vaart achteruitrijd. Maar ik moet het raampje in het rechterportier vrijhouden voor het geval we van rechts worden aangevallen.’

Zorreguieta was een beetje bang voor die chauffeurs met hun kortgeschoren haar en dikke snorren die waren opgeleid door de side, de Argentijnse inlichtingendienst. Hij besefte echter donders goed dat ze een noodzakelijk kwaad waren.

Het ministerie van Economische Zaken was het enige van de acht ministeries dat geleid werd door burgers. De ambtenaren onderhielden weinig contacten met de Junta Militar. Martínez de Hoz fungeerde als contactpersoon, en alleen hij woonde de kabinetsvergaderingen bij. De militairen lieten het reilen en zeilen van de economie praktisch in zijn geheel over aan deze groep medewerkers zonder uniform, die binnen het regeringsbeleid de belangen behartigden van de belangrijkste groeperingen van de economie: de Sociedad Rural, de grote werkgeversverenigingen en het bankwezen. Ondanks hun autonomie binnen het ministerie wantrouwden ze de burgers en werden er met de regelmaat van de klok belangrijke beslissingen genomen zonder hen te consulteren.

In feite was dit een ideale situatie voor Zorreguieta, waarin hij zonder al te veel op te vallen kon doen wat hij wilde: de belangen van de Sociedad Rural Argentina zo goed mogelijk behartigen. Hij raakte er snel aan gewend om de onderhandelingen over de lastigste kwesties op zijn terrein over te laten aan Martínez de Hoz. Als zich gevoelige politieke kwesties voordeden die niet tot de invloedssfeer van de minister behoorden, deden Cadenas Madariaga en Zorreguieta een beroep op marineofficier Federico Rousillón, een van de mannen van admiraal Emilio Massera en afgevaardigde van de militaire junta op het secretariaat van Landbouw.

Coqui, die een van de oudsten was bij het secretariaat, had regelmatig contact met Martínez de Hoz. Het is echter goed mogelijk dat het waar is wat hij beweert en dat ze het nooit over iets anders hadden dan louter over technische of administratieve zaken. De mensen met wie Zorreguieta bij Economische Zaken samenwerkte, verklaren dat ze hem nooit over politiek hebben horen spreken, en al helemaal niet over de ‘vuile oorlog’ of de verdwijningen. Als een van deze kwesties naar voren kwam tijdens terloopse gesprekken of in de wandelgangen, zweeg Máxima’s vader en hield hij zich afzijdig. Dezelfde bronnen geven echter aan dat het vrijwel onmogelijk is dat Coqui níét wist wat er in het land gaande was: massamoorden, verdwijningen, vervolgingen. De onderdrukking nam de vorm aan van massamoord, en hoewel de burgers de militaire junta steunden, toonden ze zich bezorgd en verontrust. ‘We voeren een ondergrondse oorlog en er vallen altijd doden in een oorlog,’ verklaarde de minister.

Jorge Zorreguieta richtte zich uitsluitend op zijn strategische missie. Hoewel hij geen groot veehouder was en ook geen enorme stukken land bezat, hadden de grootgrondbezitters van de Sociedad Rural hem gekozen als een van hun stromannen binnen de regering; hij op zijn beurt toonde zich dankbaar en loyaal jegens zijn ideologisch leiders, trots dat hij een hoge post had bemachtigd in het hart van de organisatie.

De Sociedad Rural beschouwde zichzelf als de morele waakhond van het land, de officiële beschermer van de tradities en familiewaarden. Coqui placht die argumenten uit te dragen. Zoals ook professor Baud schreef: ‘Hij leefde in een wereld waarin ultraconservatief gedachtegoed hand in hand ging met een aversie tegen de politieke oppositie, bovenal het peronisme. En in deze wereld was weinig respect voor de regels van het democratische spel, dat werd beschouwd als de oorzaak van de politieke chaos in het land en als een obstakel voor de modernisering.’ Dit is het wereldje waarin Máxima is opgegroeid: stevig verankerd in de christelijke waarden. Zelfs de scheiding van Coqui en zijn eerste vrouw en het huwelijk ‘zonder papieren’ met Mariá Pame waren taboe in het gezin. De vier kinderen van het stel, Máxima, Martín, Juan en Inés, hoorden pas in de puberteit dat hun ouders ongehuwd waren. Het was in die tijd een grof schandaal om ongehuwd samen te wonen, en daar kon je beter niet mee te koop lopen.

Cadenas Madariaga, Coquis directe baas en tevens een goede vriend, dacht er precies zo over en leefde net zo. Sinds de staatsgreep van 1976 werkten ze samen om de doelstellingen van de Sociedad Rural te bereiken. Doelstellingen die de secretaris, bezorgd over de traagheid waarmee de militaire junta de hervormingen doorvoerde, uitwerkte in een alternatief economisch plan. Daarin stelde hij voor de belastingen op de export van landbouw- en veeteeltproducten op te heffen, de overheidsbestedingen drastisch te verlagen en adviseerde hij de privatisering van het merendeel van de overheidsbedrijven en het ontslag van 250.000 administratief medewerkers. ‘We bouwen een groots land op, al jagen we daarmee de grote meerderheid van de Argentijnen tegen ons in het harnas,’ verklaarde Cadenas Madariaga eind 1978 in een van zijn toespraken.

Het platteland liet via zijn secretaris weten dat het in staat was enorme druk uit te oefenen. De Sociedad Rural had een essentiële rol gespeeld in de planning en uitvoering van de staatsgreep; het orgaan was de grootste bondgenoot van de strijdkrachten en steunde ministers, secretarissen en hoge functionarissen; het fungeerde als een soort ideologische krachtcentrale die regeringsprogramma’s opwekte en was zelfs een felle voorstander van de militaire onderdrukking. De agrarische lobby kreeg echter voor het eerst sinds de militaire dictatuur een teleurstelling te verwerken: de fiscus bleef een flink deel van hun winst opstrijken.

Deze verkoeling met het militaire bewind leidde tot het ontslag van twee vrienden in het kabinet van Zorreguieta: Carlos Lanusse, ondersecretaris Agrarische Economie en Alberto Mihura, ondersecretaris Veeteelt, beiden mannen van de Sociedad Rural. In maart 1979, nadat hij zijn alternatieve economische plan had gelezen, verzocht Martínez de Hoz om het aftreden van Cadenas Madariaga; de minister was niet het soort man dat zich de wet liet voorschrijven. Zorreguieta hield zich zoals gewoonlijk op de vlakte. In diezelfde vergadering waarin hij hem verzocht ontslag te nemen, vroeg Martínez de Hoz de verbouwereerde Cadenas Madariaga: ‘Mario, kan Jorge u opvolgen als secretaris van Landbouw?’ ‘Ik denk van wel. Waarom vraagt u het hem zelf niet?’

Diezelfde ochtend belde de minister Coqui om hem de promotie aan te bieden. Zorreguieta accepteerde onmiddellijk, maar schaarde zich achter de vriend die het veld moest ruimen en wees Martínez de Hoz erop dat ook hij niet akkoord ging met de financiële maatregelen die men had getroffen om de inflatie te bestrijden. ‘Er is maar één oplossing: de privatisering van de overheidsbedrijven en het verlagen van de overheidsbestedingen,’ aldus het standpunt van Máxima’s vader.

‘Ik ben het eens met de privatisering, maar de militairen zullen het nooit accepteren,’ antwoordde de minister. Het klonk louter plichtmatig.

En daar bleef het bij. Zorreguieta beloofde hem de algemene beleidslijnen van zijn voorganger te volgen en alles in het werk te stellen om de geschillen te slechten die in de afgelopen maanden waren ontstaan tussen de Sociedad Rural en de regering.

Vijf dagen later, op 9 april 1979, nam José Alfredo Martínez de Hoz Jorge Horacio Zorreguieta de eed af als secretaris van Landbouw in een afgeladen Salón Blanco, onder toeziend oog van president Jorge Rafael Videla. Op de eerste rij zaten Carmenza, María Pame en hun twee oudste kinderen, Máxima en Martín. Het meisje was pas acht jaar oud en hoorde haar vader zweren dat hij ‘getrouw en in broederschap de statuten van de militaire junta zou naleven’. Zij kon niet weten dat onder die wetten en statuten ook het decreet van 2 juni 1976 viel, waarin ‘lichamelijke eliminering’ van leden van linkse organisaties expliciet was vastgelegd.

==

Zorreguieta’s carrière als secretaris van Landbouw voor de Staat werd gemarkeerd door twee dingen: puur geluk en de verkoop van granen aan de Sovjet-Unie. Hij had enkele goede deals gesloten, met name in Europa (onder andere met Nederland) en deed wat hij kon om te zorgen dat Argentinië tot de grootste voedselproducenten van de wereld gerekend kon worden. Bij dat streven kreeg hij goddelijke hulp: voldoende regen voor een goede oogst. Van 1976 tot 1979, precies in de periode waarin hij optrad als tweede secretaris, volgden drie uitstekende graanseizoenen elkaar op, aangedreven door de hoge internationale marktprijzen en optimale klimatologische omstandigheden op de pampa; in 1980 en 1981 waren deze omstandigheden minder gunstig, maar toen kon Coqui de vruchten plukken van de historische jaren daarvoor. Niet alles is echter toe te schrijven aan pure mazzel: Zorreguieta speelde een essentiële rol in een van de meest winstgevende en uitzonderlijke overeenkomsten die Argentinië in die jaren van dictatuur aanging.

Begin 1980 viel de Sovjet-Unie Afghanistan binnen. Jimmy Carter, president van de Verenigde Staten, besloot tot een internationale boycot van zijn aloude vijand van de Koude Oorlog en legde een graanembargo op. Canada en Australië, eveneens belangrijke graanproducenten, volgden het voorbeeld van Amerika, maar gek genoeg besloot juist Argentinië om de Russen niet uit het klantenbestand te verwijderen. Terwijl de hoge pieten van de militaire junta het recht op massamoord baseerden op de strijd tegen het marxisme en het rode gevaar, sloten Zorreguieta en Martínez de Hoz, zelf notoire anticommunisten, een overeenkomst met Moskou, al was de kans groot dat dit de banden met de Verenigde Staten weinig goed zou doen. Ze sloegen Carters embargo in de wind, wat wereldwijd tot debatten leidde die in alle kranten breed uitgesponnen werden, waarbij het lang niet alleen om de economie draaide. Coqui stuurde David Lacroze, zijn opvolger als voorzitter van de Junta Nacional de Granos, naar de Verenigde Staten om te bemiddelen. Hij had een dubbele agenda: het ging er vooral om Argentinië schoon te praten. De New York Times kreeg lucht van de ophanden zijnde onderhandelingen en maakte op 4 februari bekend dat Argentinië bereid was de graanleveranties te staken, mits de regering-Carter de aantijgingen betreffende de schendingen van de rechten van de mens zou intrekken, waarmee de krant verhinderde dat Washington het aanbod ook maar in overweging zou nemen. Het eind van het liedje was dat Argentinië rustig doorging met de graanleveranties aan de Russen. Uiteindelijk bracht de Sovjet-Unie alleen al in 1980 ruim 1 miljard dollar in kas met de aankoop van granen (ten gevolge van het embargo waren de prijzen gigantisch gestegen).

Met een ander project waarmee hij zich rechtstreeks achter het beleid van de militaire junta schaarde oogstte Zorreguieta minder erkenning, maar evenveel succes: de consolidatie van de suikerindustrie in Tucumán. Reeds voor de staatsgreep had de verzetsgroep erp (Ejercito Revolucionaria del Pueblo) plannen om zich in de bergen van Tucumán te vestigen, waar hun leiders de kans schoon zagen om het model van Castro te implementeren. De zwaar uitgebuite rietplanters voelden zich sterk aangetrokken tot de verzetsbeweging van guerrillastrijders. Met het doel om deze betrekkingen een halt toe te roepen, lanceerde het secretariaat van Landbouw in 1979 een programma om de suikerindustrie een fikse kapitaalinjectie te geven, op voorwaarde dat de omstandigheden van de werknemers in de industrie zouden verbeteren. Uiteraard ging dit economische initiatief gepaard met wrede acties van de onderdrukkers, waarbij een honderdtal mensen verdween die werkzaam waren in de suikerindustrie. De acties werden geleid door een van de wreedste generaals van de dictatuur, Antonio Domingo Bussi, die later veroordeeld is voor misdaden tegen de mensheid.

Begin 1981 begon het tij voor Coqui te keren. De economische problemen, de inflatie en de schrikbarend snel stijgende buitenlandse schuld hadden het imago van Martínez de Hoz flink beschadigd. Zorreguieta trachtte zich van de minister te distantiëren en bracht zijn aanvankelijke kritiek naar voren. Hij slaagde erin Videla te overtuigen van de noodzaak het secretariaat van Landbouw te veranderen in een ministerie, een oud en vurig verlangen van de Sociedad Rural. Maar Videla, die in de laatste dagen van zijn machtsperiode zeer over deze ambtenaar te spreken was, verkeerde in een vrije val en was niet in staat om welk initiatief dan ook te implementeren. In maart werd de macht overgenomen en nam generaal Roberto Viola het presidentschap over. De eerste maatregelen van de nieuwe regering waren gericht op de ontmanteling van het oude en mislukte economische plan. Coqui werd beschouwd als iemand die nauwe banden onderhield met Martínez de Hoz en Videla. Hij had geen andere keus dan zijn post te verlaten. Hij trok zich zonder enige wrok terug en steunde het militaire regime tot in zijn allerlaatste toespraak. Hij stopte zijn persoonlijke spullen in een paar dozen en verzocht ze naar zijn huis te laten brengen, want zelf ging hij liever lopen. Hij nam de Avenida de Mayo, de Avenida Callao en vervolgens de Avenida Sante Fe. Niemand herkende hem, al was hij vijf jaar lang een hoge regeringsambtenaar geweest. Hij ging zoals hij gekomen was: als een volslagen onbekende. Wat hem resteerde was de dankbaarheid van de Sociedad Rural voor bewezen diensten, een bloeiende en lucratieve band met de grote suikerproducenten en een uitstekend pensioen, waar hij tot begin 2009 van genoot. Die zachte namiddag nam hij zijn kinderen Máxima en Juan mee uit spelen op het plein.

Er is geen enkel bewijs, geen enkele verklaring waaruit blijkt dat Jorge Zorreguieta persoonlijk betrokken was bij de onderdrukking. Afgezien van de morele schuld, natuurlijk. Zoals José Luis d’Andrea Mohr, ex-kapitein van het leger en activist voor de mensenrechten het stelde: ‘De leden van het team van Martínez de Hoz zijn meer dan andere leden van het kabinet verantwoordelijk voor de gruweldaden, want het economische plan vormde de grondslag van de dictatuur.’

En nu de hamvraag: wist Coqui wat er zich afspeelde?

Hij heeft de regering van Nederland verzekerd dat hij ‘niet op de hoogte was van de schendingen van de mensenrechten’, in een brief die op de dag van de bruiloft van zijn dochter werd gepubliceerd. Later voegde Zorreguieta eraan toe: ‘Pas in 1984 werd bekend welke grove mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden tijdens mijn ambtstermijn. Ik verwerp deze, aangezien ik geen enkele vorm van ontvoering, moord of marteling kan accepteren. Ik vind het vreselijk dat tijdens de regering waarvan ik deel heb uitgemaakt dergelijke schendingen van de mensenrechten hebben plaatsgevonden.’

Inmiddels weten we dat Máxima’s vader op deze punten niet de waarheid heeft gesproken tegenover de Nederlandse regering. Estela de Carlotto is van mening dat Zorreguieta geen bepalende rol heeft gespeeld in de onderdrukking, maar het zou infantiel zijn om te denken dat hij nergens van wist. Hij werkte zij aan zij met een dictator, een moordenaar, en het is onmogelijk dat hij niet wist wat er gaande was in het land. Ook de collega’s en medewerkers van Zorreguieta uit de periode 1976 en 1981 erkennen dat er binnen het ministerie hardnekkige geruchten de ronde deden over martelingen en verdwijningen. ‘Natuurlijk wisten we wat er gebeurde. Ik was het geheel met de militairen eens,’ verklaarde Roberto Alemann, een vriend van Zorreguieta en minister van Economische Zaken onder Viola sinds 1981.

De voormalige ambtenaren van het militaire regime geven in de regel toe dat ze herhaaldelijk verzoeken kregen van vrienden, bekenden en zelfs van familieleden om uit te zoeken wat er precies was gebeurd met iemand die verdwenen was. Dat bevestigt ook Cadenas Madariaga: ‘In mijn functie van staatssecretaris van Landbouw werd ik herhaaldelijk opgezocht door mensen die op zoek waren naar iemand die was verdwenen. Op een keer kwam er een achternicht van mijn vrouw uit San Luis naar me toe. Ze was wanhopig, omdat een van haar zoons verdwenen was. Een andere keer, toen ik in Santa Fe was, kwam de familie naar me toe om te pleiten voor een verdwenen buurman, een bruut van een vent uit Montenegro die voor de katoenoogst zevenhonderd indianen uit de provincie Chaco haalde. Toen heb ik de telefoon gepakt en de hoogste militair in de regio gebeld. Ik zei: “Kijk, als u hem hebt opgepakt omdat hij slaven houdt, hebt u gelijk. Maar als u denkt dat het een guerrillastrijder is, hebt u het goed mis. Die man bemoeit zich niet met onze politiek, het is een buitenlander.” Ze lieten hem meteen vrij.’

‘Hebt u dit soort zaken wel eens besproken met Zorreguieta?’

Cadenas Madariaga aarzelt: ‘Het zou kunnen. Ik herinner het me niet zo goed. Vandaar dat ik u dat verhaal heb verteld van die man uit Montenegro.’

Het is bekend dat men Zorreguieta minstens eenmaal om hulp is komen vragen om navraag te doen naar iemand die verdwenen was. Alberto Amigo, een hoge functionaris bij het secretariaat van Landbouw tijdens de regering van Isabelita Perón, kwam hem begin 1977 opzoeken om hem te smeken aan de touwtjes van de militaire macht te trekken om zijn dochter te vinden, die op 21 december 1976 door een taakgroep was ontvoerd bij de poort van de faculteit archeologie van de Universidad de la Plata. Matilda Lestón, de weduwe van Amigo, verklaarde voor de rechtbank van de Cámara Federal de la Plata dat Zorreguieta geen vinger heeft uitgestoken voor haar dochter. ‘Hij antwoordde dat hij nergens van wist.’ Toen Coqui in juli 2001 als getuige moest optreden in de zogeheten waarheidsprocessen, herhaalde hij opnieuw dat hij nergens van had geweten.

==

De naam van Máxima’s vader wordt eveneens in verband gebracht met de verdwijning van Marta Sierra, werkzaam bij het landbouwinstituut Instituto Nacional de Técnología Agropecuaria (inta), een organisatie die direct onder de staatssecretaris van Landbouw viel.

Ze lag samen met haar pasgeboren zoontje Guido te slapen, toen ze op 30 maart 1976 door een taakgroep van haar bed werd gelicht. Deze actie maakte deel uit van een grootscheepse operatie, waarbij de legertanks allereerst het hoofdkantoor van het inta in Castelar binnenreden en diverse mensen gevangen werden genomen en gemarteld zijn. De zaak is opgenomen in het archief van de conadep – de Nationale Commissie op de Verdwijning van Personen – onder dossiernummer 155. Pas in 2002 deden de kinderen Sierra, Nicolás en Guido, aangifte van de verdwijning van hun moeder bij het tribunaal en eisten ze van Zorreguieta opheldering over de kwestie.

Zorreguieta verdedigde zich door te verklaren dat hij pas een week na de ontvoering van Sierra de functie van tweede secretaris op zich had genomen. ‘Ik heb er niets over gehoord, het is voor mij volkomen nieuw wat die arme vrouw overkomen is.’ Maar Nicolás en Guido verklaarden dat er in de maanden na haar ontvoering verschillende malen beroep is gedaan op habeas corpus, met officiële verzoeken aan hoge ambtenaren in de regio en officieuze smeekbeden. Niemand was echter bereid om een onderzoek in te stellen.

In dezelfde brief aan de Nederlandse regering verklaart Coqui dat hij pas sinds kort op de hoogte is van de ‘excessen’ die gepleegd zijn in 1984. Vijf jaar later echter, toen de militaire leiders al veroordeeld waren voor moord, ontvoering, babyroof en schendingen van de mensenrechten, ondertekenden zijn vrouw María Pame en zijn zus Alina een steunbetuiging aan het regime, die op 20 juni 1989 in de grote landelijke kranten werd gepubliceerd. De tekst luidde: ‘Hiermee betuigen we onze erkentelijkheid en solidariteit aan de strijdkrachten en de politie die het land hebben verdedigd in de oorlog die uitgelokt is door gewelddadige guerrillastrijders. De strijdkrachten hebben de terroristische organisaties verslagen die een marxistisch regime wilden vestigen.’ Behalve Alina Zorreguieta en María del Carmen Zorreguieta staan er andere namen op die de familie welbekend zijn: Cadenas Madariaga en Martínez de Hoz.

Hoewel hij nooit een politiek dier is geweest, is het opvallend hoe Zorreguieta er zijn gehele werkzame leven in slaagde dicht bij de macht te blijven. We moeten toegeven dat hij geen buitensporige politieke ambities had. Hij is eerder behept met sociale ambities. Hij had er altijd naar verlangd om geaccepteerd te worden in de hogere kringen van Buenos Aires en erkenning te krijgen als een van de meest gewaardeerde leden van de Sociedad Rural. Dat verklaart waarom hij de functie accepteerde en ten tijde van het militaire regime jarenlang werkzaam bleef als staatssecretaris van Landbouw. Hij was niet rijk, hij was niet van adel, hij behoorde niet tot de invloedrijke families van de pampa, en hij bezat zelfs geen universitaire titel. Daarom betekende het voor hem een enorm persoonlijk succes om zo’n belangrijke politieke post te bekleden. Toen de militaire regering ten val kwam en de democratie opnieuw een kans kreeg, wist hij dat er moeilijke tijden op komst waren. Hij was bereid alle kritiek en zelfs de vernederingen manmoedig te dragen.

Zijn nieuwe beschermheren, de familie Blaquier, eigenaren van de suikerfabriek Ledesma, dankbaar voor zijn geraffineerde beleid ten gunste van de industrie in die loodzware jaren, schoten hem te hulp en boden hem het voorzitterschap aan van het Centro Azucarero Argentino, de Argentijnse Suikercentrale. In die functie krijgt uitgerekend hij, de eeuwige voorvechter van de vrije marktpolitiek, de taak om protectionistische maatregelen te nemen om deze bedrijfstak te beschermen. In de regeringskringen van de democratie werd hij echter bepaald niet met open armen ontvangen. De radicale ambtenaren van Landbouw verzochten hem onomwonden zich niet te opvallend te gedragen als hij bij een bepaalde gebeurtenis of een bepaald evenement aanwezig moest zijn als vertegenwoordiger van de suikerindustrie. Zonder morren deed Coqui wat ze van hem verlangden: hij ging op in het publiek en hield zich op de achtergrond.

‘Volgens mij hebben we hem daarmee een grote gunst bewezen,’ grapt een van de mensen die een hoge functie bekleedden ten tijde van het presidentschap van Raúl Alfonsín. ‘Hij heeft bij ons een gedegen opleiding gehad in wat hij nu in Nederland moet doen: zich verbergen.’

María Pame daarentegen kon het niet laten om haar man met hand en tand te verdedigen. ‘Met alles wat hij voor u heeft gedaan zou u een standbeeld voor hem moeten oprichten,’ wierp ze een oude jeugdvriend en een van de leiders van de Sociedad Rural van Pergamino ooit voor de voeten, omdat ze hem niet hadden uitgenodigd voor het jaarlijkse diner van de veehouders, waar hij voorheen elk jaar had aangezeten. Vandaar dat het Máxima meer moeite kostte om haar moeder dan haar vader te overtuigen dat ze beter niet naar de bruiloft konden komen.

==

In werkelijkheid was het besluit van Máxima’s ouders om niet aanwezig te zijn bij de huwelijksinzegening in Amsterdam het resultaat van langdurig overleg tussen de Zorreguieta’s en de Nederlandse regering. De ellenlange debatten rond de omstreden Zorreguieta vanaf het moment dat de verloving tussen Máxima en Willem-Alexander bekend werd gemaakt, werden gevolgd door keiharde kritiek van de oppositie op premier Wim Kok. Het leidde tot een officiële aanklacht van voormalig ambassadeur van de unesco Maarten Mourik, waarin hij Jorge Zorreguieta persoonlijk beschuldigt van foltering en misdaden tegen de menselijkheid. Als de zaak aanhangig werd gemaakt, zou dat leiden tot een internationaal opsporingsbevel, waarna hij zich zou moeten verantwoorden voor het tribunaal in Den Haag. In die periode was de regering reeds in het bezit van het vertrouwelijke rapport van Michiel Baud, die na een verblijf van 24 dagen in Buenos Aires en vier maanden onderzoek en analyse in grote lijnen tot de volgende conclusies was gekomen:

==

Het is praktisch uit te sluiten dat Zorreguieta in de periode van zijn regeringsdeelname persoonlijk betrokken is geweest bij de repressie of schending van de mensenrechten in de periode waarin hij deel uitmaakte van de regering.

Aan de andere kant is het ondenkbaar dat hij niets van de praktijk van de repressie en de mensenrechtensituatie heeft geweten.

==

Met het rapport van professor Baud en de aanklacht van Mourik op zak reisden twee afgevaardigden van premier Kok naar Buenos Aires om een deal te sluiten met Zorreguieta. Coqui stelde zich bereidwillig op. Het kostte hem weinig moeite om af te zien van de bruiloft van zijn dochter als dat betekende dat de regering zijn goedkeuring aan het huwelijk zou verlenen. Ze werden het snel eens. Een week later, op 21 maart, verklaarde procureur Leo de Witte de aanklacht van Mourik als niet-ontvankelijk. Negen dagen later kwam Zorreguieta zijn belofte na: het Koninklijk Huis bracht officieel naar buiten dat Zorreguieta de huwelijksinzegening van Máxima en Willem-Alexander niet zou bijwonen. Dat maakte een einde aan de commotie, waarna de leden van de Eerste en de Tweede Kamer vrijwel unaniem voor het huwelijk stemden.

==

Tien maanden later zaten Coqui en María Pame in Londen met gespannen gezichten naar de televisiebeelden te kijken van de bruiloft van hun geliefde dochter. María Pame huilde stilletjes om te voorkomen dat haar man zich nog schuldiger voelde dan hij al deed. Coqui hield zijn ogen op het scherm gericht. Totdat plotseling de eerste akkoorden klonken van ‘Adiós Nonino’ van Piazzolla, zijn favoriete tango. De muziek werd met wonderbaarlijke Argentijnse gevoeligheid ten gehore gebracht door de Nederlandse bandoneonspeler Carel Kraayenhof. Coqui begrijpt dat zijn dochter hem hiermee een geheime boodschap stuurt. De camera zoomt in op Máxima, die haar tranen vrijelijk laat stromen en droogdept met een witte zakdoek. Dan laat ook Coqui zijn verdriet gaan. En op dat moment vervloekt hij die zwarte dag van 9 april 1976, toen hij vol trots de functie accepteerde van tweede secretaris van Landbouw. Ze huilden samen, zij in Amsterdam, hij in Londen. Het was een loodzware dag voor deze man, die zielsveel van zijn dochter houdt. Hoe kon hij weten dat het overgrote deel van het Nederlandse volk diezelfde dag nog besloot zijn verleden door de vingers te zien? Bij het zien van die inmiddels beroemde traan begreep men hoe zwaar de dochter moest boeten voor de daden van haar vader, nu ze hem op de belangrijkste dag van haar leven moest missen. Meer straf leek hun niet nodig.